theme-sticky-logo-alt
theme-logo-alt

1 juli 2015 stopt Jacques De Nolf bij Club

Op 1 juli 2015 zette Jacques De Nolf definitief een punt achter zijn 32-jarige, imposante carrière als secretaris bij Club. Wat niet wil zeggen dat Jacques plots niet meer te zien zou zijn op Club Brugge. Hij blijft een supporter in hart en nieren, en woont nog steeds elke thuis-, uit- en Europese Clubwedstrijd bij.

32 jaar … dat is zowat een kwart van de Clubgeschiedenis. En met 7 titels, 8 bekers en 5 supercups heeft Jacques zowat de hele prijzenkast veroverd zien worden.

Jacques, je bent een rasechte Bruggeling. Ben je altijd al Clubfan geweest?

Ik ben inderdaad een geboren en getogen Bruggeling. Mijn roots liggen in Sint-Jozef, langs de Dudzeelse Steenweg. Van jongs af aan was ik Clubfan. Ik herinner me nog dat ik te voet van thuis naar de Klokke wandelde om het Paastoernooi te volgen.

Hoe ben je dan bij Club zelf terecht gekomen?

Ik ben in 1978 beginnen werken, als administratief-directeur, in een meubelfabriek van Michel Van Maele. Dat heb ik vijf jaar gedaan. Toen Willy Lagasse, die toen secretaris was bij Club, stopte, stelde meneer Van Maele me voor om hem op te volgen.

Ik zag dat meteen zitten. Al moet ik zeggen dat mijn ouders een stuk minder enthousiast waren. “Hoe ga je in hemelsnaam je boterham verdienen in het voetbal?”, vroegen ze zich luidop af. Ik heb het me geen moment beklaagd dat ik toen toch voor Club heb gekozen.

Je wordt dan secretaris bij Club. Wat hield die job in?

Wel, dat is heel lastig te omschrijven. Want in de praktijk was ik een manusje-van-alles. Je krijgt natuurlijk te maken met alle contractuele zaken en de administratieve afhandeling. Wat gezien mijn studie rechten me heel goed af ging.

Maar er kwam toch nog het een en ander extra bij kijken.

Moest er een huis gezocht worden voor een speler, dan ging ik op zoek. Had Marcel Van Vyve (conciërge op Club) citroenen nodig voor zijn thee, dan kocht ik die. Ik heb zelfs nog met reclamepanelen gezeuld. Ik verzorgde ook nog de communicatie als woordvoerder. Er waren weinig standaard dagen bij. En standaard uren ook niet meteen. (lacht)

Ik herinner me nog dat meneer van Maele me vroeg om de transfer van Frank Farina in orde te brengen. “Jacques, je zou vanavond de vlieger moeten pakken …” kreeg ik ’s morgens te horen. Ik moest eerst gauw mijn visum in orde krijgen, om dan een vlucht van 29 uur te nemen. Alles samen ben ik een week onderweg geweest om ginds 1 dag te onderhandelen.

Maar ik kwam toch met twee spelers, en een enorme jetlag, terug naar Club.

Vandaag de dag is alles zo veel professioneler. Voor al die activiteiten bestaan nu aparte cellen. Het werk zou ook echt niet meer bij te houden zijn door 1 persoon. Het voetbal is de laatste vijf jaar meer veranderd dan de 25 jaar daarvoor.

Als we aan Jacques De Nolf denken, dan zien we ook meteen Antoine Van Hove. Jullie leken echt een onafscheidelijk duo.

Het was inderdaad fantastisch om met Antoine samen te werken. Hij had een geweldige neus voor talent en een enorm netwerk.

We voelden elkaar ook perfect aan. Eenmaal hij een speler op het oog had, dan deden we samen de onderhandelingen. En samen slaagden we er vaak in om een speler toch over de streep te trekken, en bij Club te laten tekenen.

We hadden een uniek verloningssysteem. We werkten met het minimale basisloon, maar met stevige winstpremies. En die premies waren er voor alle spelers die in de kern zaten. We wilden niet dat ze elkaar op de training het ziekenhuis zouden instampen. (lacht)

Op die manier moesten de spelers echt wel spelen voor wat ze waard waren. Of ze verdienden heel weinig.

Maar het vergde heel wat overtuigingskracht om buitenlandse spelers mee te krijgen in dat systeem. Op termijn hebben we dan toch bepaalde clausules moeten inbouwen.

En vandaag tekent geen enkele speler nog zo’n contract. Dat krijg je niet meer “verkocht”. Nu werkt men ook voortdurend met managers, en met spelers-databases. En de spelers verdienen nu ook andere bedragen dan vroeger. Een Gino Maes, die later camion-chauffeur is geworden, of een Koen Sanders, die later bij de post is gaan werken, hebben bijvoorbeeld Europese finales gespeeld. Zie je het een speler nu na zijn carrière nog moeten doen?

Toen je op Club startte ging men net door een mindere periode heen. Maar vanaf het einde van de jaren 80 kwamen de successen terug. En ook in Europa wist Club opnieuw te stunten.

Hét moment uit mijn carrière is, voor mij, de 0-1 winst in San Siro tegen AC Milan, met het doelpunt van Andres Mendoza. Hoe die met het buitenkantje van zijn voet de bal in de goal werkt. Prachtig…

In 1990 hadden we op dezelfde plaats ook al gestunt. Tegen het grote AC Milan van toen, met spelers als Baresi, Maldini, Van Basten, Gullit, Rijkaard, speelden we 0-0. Die waren toen Europees en wereldkampioen. We werden toen 90 minuten weggespeeld. Maar Dany (Verlinden) hield toen elke bal tegen. En misschien heeft het ook geholpen dat Antoine daags voordien in de Duomo een kaarsje is gaan branden.

In de terugmatch verloren we met amper 0-1. En die match herinnert iedereen zich natuurlijk door de elleboogstoot van Marco Van Basten die zo het kaak- en jukbeen van Pascal Plovie brak. De beelden van “broere” zijn toen de wereld rond gegaan.

Dat jaar hebben we ook Laszlo Disztl gehaald. Dat was ook een heel verhaal. In die tijd moest je nog “het paard op stal bezoeken”, en met cash geld de deal afsluiten. Gelukkig zijn ook die tijden nu veranderd.

Ik reisde toen met een koffertje vol dollars naar Hongarije. Alleen, de deal geraakte niet meteen afgerond en ik kon onverrichterzake terugkeren.

Je kon in die tijd perfect dollars Hongarije binnen brengen, maar ze terug naar het buitenland meenemen, zou smokkel betekenen. Aan de grens heb ik doodsangsten uitgestaan. Drie uur werd mijn wagen onderzocht. Ondertussen werd ik continu met een wapen onder schot gehouden. De hele auto werd onderzocht, zelfs het dashboard werd losgevezen. Maar het koffertje dat naast me lag, hebben ze over het hoofd gezien.

Er was toen een hotelkamer in Wenen geboekt, maar ik ben direct naar de luchthaven doorgereden en heb meteen een vlucht naar België genomen.

Nu moet ik zeggen dat het niet de enige keer is geweest dat ik iets over de grens heb gesmokkeld. In de tijd van het IJzeren Gordijn vroeg meneer Van Maele me wel eens om door de communistische partij verboden boeken mee te nemen voor vrienden van hem. “We zin wider e voetbolploeg, ze gon zie nie in je valiez’n kiek’n”. En dus ging ik met een lading boeken van bijvoorbeeld Solzjenitsyn naar een geheim adresje, om die daar dan af te geven. Het was spannend, maar toch van een andere orde dan een koffer vol geld.

Je hebt gedurende je carrière een aantal prachtige Europese verplaatsingen kunnen doen. Aan welke heb je de mooiste herinneringen?

Het zal misschien eigenaardig klinken, maar de verplaatsingen naar de kleinere tegenstanders waren vaak net de leukste. Je wordt daar met alle égards ontvangen en ze behandelen je met respect. In Akranes (Ijsland), bijvoorbeeld, werden we niet uitgenodigd op een stijf banket. Maar nam men ons mee op een vissersboot en we konden zelf op kabeljauw vissen. Zo’n ploegen doen extra moeite om het ook voor de gasten tot een speciale ervaring te maken.

In het Marseille van Tapie waren we uitgenodigd op het banket voor de wedstrijd. Dat is een traditie bij alle Europese wedstrijden. Maar hij had honderden zakenpartners en politieke vrienden uitgenodigd, en wij waren daar eerder aanwezig om in zijn etalage te staan.

En bij Atletico Madrid hebben we eens gewoon met onze vingers staan draaien. De flamboyante Jesus y Gil was daar toen voorzitter. En die stuurde gewoon zijn kat naar het banket.

Soms zie je een ploeg ook een hele evolutie doormaken.

In het begin van de 21e eeuw hebben we kort na elkaar een aantal keer Shaktar Donetsk geloot. De verandering die die club in die periode heeft doorgemaakt is enorm.

De eerste keer leken we wel terug gekatapulteerd naar de jaren 70. Het banket, het hotel, het stadion. Het was helemaal wat je je zou inbeelden bij oude Soviet-toestanden. De mini-bar was een enorme koelkast, maar die was wel helemaal leeg. En tijdens het banket werd alles tegelijk – het voorgerecht, het hoofdgerecht en het dessert – op tafel gebracht. Het tafellaken kon zo van grootmoeders tafel zijn weggeplukt.

Maar een aantal jaren later stond daar een hypermodern stadion. We werden toen met gepantserde wagens van het hotel naar een afgelegen fabrieksterrein gebracht. Toen de poorten open gingen, zagen we plots een ruimte vol glitter en glamour, waar zangeressen en danseressen ons ontvingen. Tafels stonden vol oesters, kreeften, kaviaar, dure champagne, … Ondertussen had de steenrijke Rinat Achmetov de club overgenomen. En dat was er aan te zien. Maar tegelijkertijd liep daar ook een klein legertje bodyguards.

Je hebt in die jaren op Club ook een resem spelers zien passeren. Wie heeft op jou het meeste indruk gemaakt?

Toen ik zelf nog supporter was, was Raoul Lambert mijn absolute favoriet. Van de spelers die later zijn gekomen, heeft Jean-Pierre Papin het meest een indruk op me achter gelaten. Die deed me eigenlijk heel hard denken aan Raoul.

Jacques, als je nu terugkijkt op je lange periode bij Club. Op welk moment ben je dan het meest trots?

Eigenlijk kan ik daar moeilijk één moment uitpikken. Ik heb die 32 jaar lang van elke dag genoten. En hoe je het ook draait of keert, wat je bereikt is nooit enkel de verdienste van één man, maar van een team. Ik heb met prachtige mensen kunnen samen werken. Ik heb altijd een heel goede verstandhouding gehad met de voorzitters. En samen werken met Antoine was uniek.

Ik had wel het geluk om rechten te hebben gestudeerd. Ik heb op die manier, door de termen juist toe te passen, door de details goed te begrijpen, Club heel wat geld en miserie kunnen besparen. Want in contracten is elke letter van belang!

Vorige
Volgende
15 49.0138 8.38624 1 1 40000 1 https://1891.football 300 1