Weet je, ik ben blij dat ik geen scheidsrechter ben. Blij omdat ik stijf gefrustreerd zou zijn als drie collega’s die klaar zitten om mij te helpen met negen schermen voor hun neus vergeten om een lijn te trekken bij een buitenspel-discussie. Blij omdat ik razend zou worden als drie collega’s die klaar zitten om mij te helpen met negen schermen vóór en het reglement onder hun neus de regels verkeerd toepassen. Blij omdat ik een hekel zou hebben aan overbetaalde snotneuzen die voor het minste theatraal tegen de grond gaan en meters verder rollen. Blij omdat gepensioneerde en vooral gerenommeerde valnichten die zich omschoolden tot analist hen daarin stimuleren want “er was contact”. Blij omdat bij topclubs gebuisde coaches breed armzwaaiend mijn integriteit in twijfel zouden trekken om hun volgende “Slag om Vlaanderen” nu al naar hun hand te kunnen zetten. Blij omdat duizenden schuimbekkende toeschouwers bij momenten elke beslissing van mij zouden aanvechten. En blij omdat ik niet verplicht zou kunnen worden in een groen-zwart ensemble rond te hossen.
Nochtans lijkt het mij, daar van zowat halfweg de Noordtribune in Brugge of uiterst rechts in de sofa (de plaats met de poef en het flankerende tafeltje-om-een-glas-op-te-zetten), allemaal niet zo onmogelijk. Er is een reglement en als ref heb je drie assistenten meteen naast het veld en nog eens drie in een lokaal in Tubeke. Dat reglement hangt soms een beetje met haken en ogen aan mekaar. En die assistenten ginder achter durven al eens een “persoonlijke fout” maken. Maar ze zijn er. En toch zie je wekelijks flagrante missers. Dat je een buitenspelfase moeilijk kan inschatten of in een fractie van een seconde niet kan oordelen over een van die fameuze contacten in het strafschopgebied, dat is logisch. Maar dat een verdediger negentig minuten trekt, sleurt en hangt aan een spits, dat zijn ploeggenoot aan de overkant élk duel z’n armen rond zijn tegenstander slaat en een frivole jongeling die te snel is voor zijn omgeving in één fase twee, drie, vier keer aangevallen wordt, dat kan je toch níet niet zien?
Het lijkt elke week slechter te worden. Is dat omdat het vergrootglas waarmee we er naar kijken te sterk is? Omdat we geen abstractie kunnen maken van onze clubkleuren en élk duel bevooroordeeld bekijken? Ook die in andere wedstrijden? Maken we die scheidsrechters het leven onmogelijk door hen als speler, coach of supporter knettergek te draaien? En doen we dat dan allemaal zo veel méér dan in Engeland, Duitsland of, pakweg, Italië? Als ik al eens naar een wedstrijd uit die competities kijk, dan heb ik een heel ander gevoel over hun lokale man in het zwart.
Ik weiger te zeggen dat ons scheidsrechterkorps te kort komt. Ik probeer ook niet mee gaan in wilde complottheorieën die vooraf bepaalde scenario’s faciliteren. Maar er moet wel iets gebeuren, want vandaag is het niet plezant meer. Niet voor ons als supporters want we lopen van de ene discussie in de andere. Maar zeker ook niet voor de fluiteniers in kwestie. Ik heb er een beetje medelijden mee. Give the guys a break. En laat ons na de winterstop met hernieuwde moraal en een beetje meer wederzijds vertrouwen starten aan een fantastische tweede seizoenshelft.
Fillou