Stilaan geraakt sportminnend België overtuigd van de noodzaak voor moderne sportinfrastructuur waardoor onze clubs op zijn minst moeten kunnen wedijveren met de ons omringende landen om met gelijke wapens te kunnen strijden. Met grote ogen volgde ik deze zomer hoe de pers haast dagelijks een artikel klaar had om de situatie in Antwerpen met de befaamde tribune 2 aan de kaak te stellen. Ergens in de marge, in hele kleine lettertjes, stond vermeld dat wij in Brugge ondertussen 18 jaar proberen om een eigen project, zonder subsidies en met oog voor buurt en milieu van de grond te krijgen.
De situatie in ons land is gekend: er zijn evenveel regeringen als er stadhuizen zijn. Elke regering heeft zijn regels en overal kan één verzuurde mens die zijn weg vindt in de duisternis van de proceduremogelijkheden bezwaar aantekenen, waardoor een volledige sportgemeenschap jarenlang zal worden gegijzeld. Deze zelfverklaarde Robin Hoods vind je overal in Vlaanderen, nog veel meer dan de andere landsgedeeltes. Ze zijn voorspelbaar, arrogant, egoïstisch en wat meer is: ze krijgen een vrijgeleide van de wetten in ons land. Ondertussen staat Vlaanderen als een Derde Wereldland te boek qua sportinfrastructuur en moeten onze beste voetbalploegen ofwel uitwijken ofwel tribunes sluiten om mee te doen aan Europese competities.
Voor alle duidelijkheid: in Brugge zijn we nog niet zover. Nóg niet. Een reporter van Het Nieuwsblad bezocht het Jan Breydelstadion en gaf deze 26 punten op 50. Hakken over de sloot, vooral door de machtige voetbalatmosfeer die er hangt als alle Clubfans als één man achter hun team kruipen. Niet voor het lekkende en veel te korte dak, de verroeste leidingen, de haperende elektriciteit of godbetert de sanitaire mogelijkheden waar de urine niet zelden tot aan je enkels staat. De Brugse situatie is ook danig verschillend van de situaties bij andere clubs want in Brugge is er iets meer aan de hand. Hier moeten een volksclub én een vereniging worden gediend. Dat betekent dat de vele wettelijke mogelijkheden tot bezwaar hier al een kleine 20 jaar te herleiden zijn tot de vraag: ‘en wat dan met Cercle?’… De opmerking dat iedereen Club zijn nieuwe stadion wel gunt maar niet op plaats X of Y is de meest misbruikte frase van de laatste 20 jaar. De groene en witte pionnen, de groene vzw’s, en de op sensatie beluste occasionele buurtbewoner hebben één ding gemeen: ze zijn géén fan van Club Brugge en ze gunnen blauw-zwart dan ook het licht in de ogen niet, maar als volleerde tjeven kunnen ze met gemak schuilen in het bos van de regels tot vernietiging van de vergunning.
Nu de politiek en de publieke opinie eindelijk overtuigd zijn van de noodzaak van een nieuw voetbalstadion is het zaak om de beroepsklagers met slechte bedoelingen en een gruwelijk gebrek aan voetbalcultuur buitenspel te zetten. Als ambassadeur van het vaderlandse voetbal verdient Club Brugge veel beter dan als speelbal te dienen voor klagers, advocaten, raden en rechters. Neem verdomme nu eens je verantwoordelijkheid en gun Club de mogelijkheid om de hele Olympia-site te verheffen tot een plek waar iedereen in deze stad en ver daarbuiten fier kan op zijn.
Henk