Ik herinner het me nog alsof het gisteren was. Zondag 22 april 1990: Club-mauf (3-0). Marc Degryse, kind van de streek en groot geworden in zijn achtertuin in Brugge, speelt voor het eerst in Olympia in de paars-witte kleuren. Bij elk balcontact van de Ardooienaar weerklinkt een striemend ‘Deserteur, deserteur, deserteur’ uit de tribunes. 90 minuten lang.
10 jaar later maakt Lauwenaar Lorenzo Staelens dezelfde gevoelige overgang naar de Brusselse rivaal. Tijdens zijn laatste wedstrijd op SK Beveren maken Clubfans met het spandoek ‘Laffe Lorre’ duidelijk dat zo’n transfer not done is voor een speler van Club. Tot vandaag gebruik ik nog altijd de uitdrukking ‘het is Staelens-weer’ wanneer het buiten laf is.
Geen twee zonder drie: in 2011 verruilt de immens populaire Ronald Vargas Club voor Brussel. De Venezolaan is net hersteld van een zware knieblessure en klaar voor zijn comeback. Hij laat de Brugse fans verweesd achter en trekt onbegrijpelijk naar de historische rivaal.
Vandaag maakt ook Mats Rits na 5 jaar in het mooiste shirt en 3 titels op zak zijn overgang bekend naar Anderlecht. Ja, Degryse, Staelens en Vargas gingen in de fleur van hun carrière naar de aartsrivaal, terwijl Rits op zijn retour is. Maar dat een Bruges boy die 5 jaar ondergedompeld werd in het blauw-zwarte DNA anno 2023 die overgang nog maakt, blijft voor elke rechtgeaarde Clubfan absolute waanzin. De keuze voor sportieve en financiële zekerheid op je 30e kan ik ergens begrijpen. Maar door uitgerekend naar mauf te trekken, lacht Rits in het gezicht van die duizenden fans die hem al die jaren door dik en dun hebben gesteund.
Deze overgang maakt opnieuw pijnlijk duidelijk dat spelers maar passanten zijn bij Club. De enige constante zijn de fans. Wij worden geboren met de blauw-zwarte microbe en sterven als Clubfans. Wij waken over het DNA van onze club. Wij respecteren de blauw-zwarte waarden en normen. Die zijn glashelder: je verlaat Club niet voor de historische rivaal.